Studied by 0 peopleel bolígrafo
de pen
el ordenador
de computer
el estuche
de pennenzak
el cuaderno
het notitieboek
la hoja de papel
het blad papier
la mesa
de tafel
el libro
het boek
la papelera
de prullenbak
la silla
De stoel
El proyector
de projector
La tableta
De tablet
La mochila
De rugzak
La pizarra
Het schoolbord
La ventana
Het venster
La puerta
De deur
La página
De bladzijde
la actividad
De activiteit
el ejercicio
De oefening
hablar
spreken
Contar
Tellen
Repetir
Herhalen
Mirar
Kijken
Ver
Zien
Escuchar
Luisteren
Completar
Voltooien
Preguntar y responder
Vragen en antwoorden
Escribir
Schrijven
Leer
Lezen
Leventar (el mano)
opsteken (hand)
¿Lo comprendes?
Begrijp je het?
¿Está claro?
Is het duidelijk?
¿Tienes preguntas?
Heb je vragen?
¿Lo repito?
Herhaal nog eens?
Muy bien
Heel goed
No sé
Ik weet het niet
No lo comprendo
Ik begrijp het niet
¿Puede repetir?
Kunt u dat herhalen?
¿Qué significa?
Wat betekent dat?
¿Cómo se escribe/dice/pronuncia?
Hoe wordt het geschreven/gezegd/uitgesproken?
Hola
Hallo
Saludar
Groeten
Despedirse
Afscheid nemen
¿Qué tal?
Hoe gaat het?
¿Cómo estás?
Hoe gaat het??
¡Chao!
Ciao
¡Hasta pronto!
Tot ziens
¡Hasta luego!
Tot ziens
¡Adiós!
Bye
¡Buenos días!
Goedenmorgen
¡Buenas tardes!
Goedenmiddag
¡Buenas noches!
Goedennacht
estar( + bien/mal/ regular)
Zijn (+ goed/slecht/normaal)
Encantado/a
Aangenaam
¿Cómo te llamas? Me llamo… ¿y tú? Yo soy…
Hoe heet je? Ik heet… en jij? Ik ben…
¿Cuál es tu nombre?
Wat is je naam?
¿Cómo deletreas tu nombre?
Hoe spel je jouw naam?
¿Cómo deletreas tu apellido?
Hoe spel je jouw achternaam?
Ser(+nombre/bien/mal/regular)
Zijn(+naam/goed/slecht/normaal)
Llamarse(+nombre)
Noemen(+naam)
Yo, tú, él, ella, usted, nosotros/as, vosotros/as, ellos, ellas, ustedes
Ik, jij, hij, zij, u, wij, jullie,
¿Cómo está usted?
Hoe gaat het met u?
¿Cómo te llamas?
Hoe heet je?
¿Cuál es tu nombre?
Wat is je naam?
¿A qué te dedicas?
Wat is je beroep?
¿Cuál es tu nacionalidad?
Wat is je nationaliteit?
¿Cuál es tu (su) profesión?
Wat is je (uw) beroep?
¿De dónde eres?
Waar kom je vandaan?
alemán/ana
duits
argentino/a
argentijns
belga
belgisch
brasileño/a
braziliaans
costarricense
costa ricaans
colombiano/a
Colombiaans
estadounidense
Amerikaans
francés/esa
Frans
inglés/esa
Engels
italiano/a
Italiaans
marroquí
marokkaans
nicaragüense
Nicaraguaans
Portugués/esa
Portugees
Venezolano/a
Venezolaans
Actor/actriz
de acteur/actrice
agente de policía
politieagent/e
arquitecto/a
de architect
bloguero/a
De blogger
camarero/a
De kelner/serveerster
chófer
De chauffeur
científico/a
wetenschappelijk
Cirujano/a
De chirurg
cocinero/a
De kok
comercial
de verkoper/verkoopster
deportista
de sportsman/vrouw
director/a
de regisseur/regisseuse
diseñador/ a de moda
de modeontwerper/ster
diseñador/a grafi co/a
de vormgever/ vormgeefster
enfermero/a
De verpleegkundige
estudiante
De student
ginecólogo/a
de gynaecoloog/ oge
guisonista
de scenarioschrijver
Ingeniero/a
De ingenieur
Note
Flashcard