knowt logo

α-helix

typische secundaire spiraalstructuur van een eiwit

Absorptie

is het fysisch verschijnsel dat de energie van een systeem, zoals geluidsgolven, deeltjes en elektromagnetische straling, door een ander systeem geheel of gedeeltelijk wordt opgenomen en omgezet in een andere energievorm

Acetylco-enzym A

actief azijnzuur, stof die een belangrijke rol speelt bij de omzetting van belangrijke bestanddelen van het voedsel. Beginstap van de citroenzuurcyclus

ADP

adenosinedifosfaat, een stof waarvan elk molecuul twee fosfaatgroepen bevat die gebonden zijn met een energierijke binding. Uit ADP ontstaat door toevoeging van anorganisch fosfaat en een bepaalde hoeveelheid energie ATP. Hydrolyse van ATP levert anorganisch fosfaat, ADP en een bepaalde hoeveelheid energie. ADP speelt een grote rol in stofwisselingsprocessen.

Aeroob

met behulp van zuurstof

Alcoholgisting

C6H12O6 (glucose) --> 2 C2H6O (ethanol) + 2 CO2 + energie. Deze reactie vindt plaats bij gistcellen en bij kiemende zaden. Bijv. gebruikt bij productie van brood, bier en wijn.

Aminozuur

organische stoffen met carboxyl- en aminogroepen. Ongeveer 20 aminozuren spelen een rol als grondstof voor de synthese (vorming) van eiwitten

Amyloplast

zetmeelkorrels

Amylose

zetmeel

Anaeroob

zonder behulp van zuurstof

Anorganische stof

stoffen die zowel in organismen voorkomen als in de levenloze natuur.

Apo-enzym

eiwitachtige deel van een enzym

Assimilatie

de opbouw van organische moleculen uit kleinere moleculen (van anorganische stoffen of andere organische stoffen)

ATP

adenosinetrifosfaat. Stof, waarvan elk molecuul drie fosfaatgroepen bevat die gebonden zijn door een energierijke binding. ATP ontstaat uit ADP door toevoeging van energie en anorganisch fosfaat. Het loskoppelen van de fosfaatgroep uit ATP levert vrije energie, die gebruikt wordt voor allerlei energieverbruikende processen in de cel.

ATP synthase

enzym verantwoordelijk voor de vorming van ATP

Autotroof

in staat tot vorming van een organische stof met energie, die niet afkomstig van de oxidatie van een organische stof maar afkomstig van de oxidatie van anorganische stoffen of het zonlicht

Basale stofwisseling

de stofwisseling van een organisme in rust

Beperkende factor

factor die de snelheid van een proces laag houdt

Biogenese

het ontstaan van leven uit niet-leven

Calvincyclus

deelproces van de fotosynthese waarbij koolstofdioxide wordt gereduceerd met behulp van waterstof, afkomstig van NADPH2 en ATP, met als resultaat glucose. Waterstof en ATP zijn tijdens de lichtreactie ontstaan

Carboxylgroep

COOH groep in een aminozuur

Cellulose

koolhydraat die hoofdbestandsdeel is van celwanden van planten

Chemische energie

energie opgeslagen in moleculen

Chemo-autotroof

in staat tot chemosynthese. Een organisme dat alleen koolstofdioxide nodig heeft als koolstofbron en zijn energie verkrijgt door oxidatie van anorganische stoffen is chemo-autotroof (uitsluitend een aantal bacteriesoorten).

Chemosynthese

koolstofassimilatie, waarbij de benodigde energie afkomstig is van de oxidatie van een anorganische stof

Chlorofyl

groene kleurstof (bladgroen) in een chloroplast

Chloroplast

bladgroenkorrels, hierin vindt fotosynthese plaats

Citroenzuurcyclus

Krebs-cyclus. Gedeelte van de aërobe dissimilatie, waarbij acetyl-coenzym-A wordt omgezet in koolstofdioxide en waterstof

Co-enzym

naam voor een cofactor wanneer dit een organische stof is

Cofactor

molecuul dat een enzym nodig heeft naast het substraat

Condensatie(reactie)

reactie waarbij een watermolecuul ontstaat

Dipeptide

twee aan elkaar gekoppelde aminozuren

Disacharide

een stof waarvan elk molecuul bestaat uit twee monosacharide-eenheden, ontstaan door condensatie van twee monosachariden.

Dissimilatie

de afbraak van organische moleculen tot kleinere moleculen, met als doel energie vrijmaken

Donkerreactie

deelproces van de fotosynthese waarbij koolstofdioxide wordt gereduceerd met behulp van waterstof en ATP. Waterstof en ATP zijn tijdens de lichtreactie ontstaan

Eiwit

proteïne of eiwit is een stof waarvan elk molecuul is opgebouwd uit veel aminozuur-eenheden

Elektron

een negatief geladen deeltje

Elektronentransportketen

een keten van elektronentransporterende co-enzymen, waarbij elektronen van een hoog energieniveau naar een laag energieniveau gaan, zodat er energie vrij komt. Proces vindt plaats in mitochondriën en chloroplasten.

Enzym

biokatalysator. Organische stof die stofwisselingsprocessen versnelt zonder zelf verbruikt te worden

Enzymactiviteit

snelheid van werking van een enzym: Hoeveelheid substraat die per tijdseenheid wordt omgezet of de hoeveelheid reactieproduct die per tijdseenheid ontstaat.

Enzym-substraatcomplex

complex dat ontstaat doordat het substraat op een speciale manier in het actieve centrum aan het enzym wordt gebonden.

Essentieel aminozuur

aminozuur dat lichaam niet zelf kan maken en dus uit het voedsel opgenomen moet worden

Ethanol

alcohol

FADH2

stof die drager is van elektronen

Fosfaat

anorganische stof met het element fosfor (P)

Fosfolipide

vetachtige stof die bestandsdeel van celmembraan is

Fosforylering

het koppelen van een fosfaatgroep aan een stof

Foto-autotroof

in staat tot fotosynthese, om daarbij uit anorganische stoffen organische stoffen te vormen

Fotosynthese

proces, waarbij water en koolstofdioxide met behulp van het zonlicht worden omgezet in zuurstof en glucose

Fotosysteem

bij de lichtreacties van fotosynthese zijn twee zogenaamde fotosystemen betrokken, fotosysteem I en II. Een fotosysteem is in staat om lichtenergie om te zetten in chemische bindingen. Een fotosysteem is een zogenaamd integraal eiwitcomplex. Dit betekent dat het uit een groot aantal eiwitten en andere moleculen bestaat die met elkaar samenwerken.

Gisting

anaërobe dissimilatie, proces waarbij waterstof (uit glucose) uiteindelijk wordt overgedragen aan een organische waterstofacceptor.

Glucose

belangrijk monosachararide met 6 C-atomen, wordt gevormd bij de fotosynthese en afgebroken bij de dissimilatie.

Glycogeen

polysacharide, opgebouwd uit glucose-eenheden. Glycogeen wordt als reservestof opgehoopt in bijvoorbeeld spier- en levercellen

Glycolyse

omzetting van glucose tot pyrodruivezuur. Dit proces speelt zich af in het cytoplasma.

Hemoglobine

eiwit in rode bloedcellen met als functie zuurstoftransport

Heterotroof

niet in staat tot koolstofassimilatie, dus niet in staat uit anorganische stoffen organische op te bouwen.

Homoitherm

dieren met een constante lichaamstemperatuur (warmbloedig)

Koolstofassimilatie

de vorming van glucose uit koolstofdioxide en water m.b.v. energie. (Bijv. Fotosynthese)

Krebscyclus

zie citroenzuurcyclus

Lichtreactie

deelproces van de fotosynthese waarbij lichtenergie wordt gebruikt voor de vorming van ATP en de binding van waterstof aan een co-enzym.

Lipide

ander woord voor vetten

Matrix

de vloeistof in een mitochondrium, die wordt omsloten door het binnenmembraan van het mitochondrium

Melkzuur

organische stof, die ontstaat bij de anaerobe dissimilatie van glucose in spieren en micro-organismen.

Melkzuurgisting

C6H12O6 (glucose) --> 2 C3H6O3 (melkzuur) + energie. Deze reactie vindt plaats door melkzuurbacterien en in spieren. Bijv. Gebruikt bij de productie van yoghurt en zuurkool.

Monosacharide

suikers met één ringstructuur in het molecuul, veelal met vijf of zes C-atomen, zoals glucose, fructose en ribose. Uit monosachariden worden di- en polysachariden opgebouwd.

NAD

nicotineamide Adenine Dinucleotide, een co-enzym van de dissimilatie dat gemakkelijke waterstof opneemt en afstaat.

NADPH

Nicotine Amide Dinucleotide Fosfaat, een co-enzym van de C-assimilatie, dat gemakkelijk waterstof opneemt of afgeeft

Nitraat

de anorganische stof NO3-

Nitraatbacterie

chemoautotroof organisme, dat nitrietionen tot nitraationen oxideert en daarbij energie vrijmaakt voor de C-assimilatie

Nitrietbacterie

chemoautotroof organisme, dat ammoniumionen tot nitrietionen oxideert en daarbij energie vrijmaakt voor de C-assimilatie.

Nitrificerende bacteriën

bacterie die de nitrificatie uitvoert, dus een nitriet- en nitraatbacterie

Nucleotide

bestanddeel van nucleïnezuren. Een nucleotidemolecuul bestaat uit een monosacharide, een organische base en een fosfaatgroep.

Onverzadigd vetzuur

vetzuur met een of meer dubbele bindingen

Optimumkromme

een kromme waarbij het verband tussen een factor en een activiteit is uitgezet, bijv. verband tussen temperatuur en enzymactiviteit: er is een beste temperatuur(optimum), waarbij de enzymactiviteit het hoogst is.

Organische stof

ingewikkeld molecuul afkomstig van organismen en bevat C-H verbindingen

Oxidatieve fosforylering

vorming van ATP uit ADP met behulp van energie verkregen uit een reeks van redoxreacties, waarbij waterstof uiteindelijk wordt overgedragen aan zuurstof. Hierbij worden waterstof(en elektronen) van NADH2 via een elektronentransportketen aan zuurstof overgedragen.

Peptidebinding

binding tussen de carboxylgroep van het ene aminozuur en de aminogroep van het andere aminozuur

Poikilotherm

koudbloedig

Polymerisatie

het vormen van ketens

Polypeptide

veel aminozuren aan elkaar gekoppeld

Polysacharide

verbindingen waarvan elk molecuul bestaat uit veel monosacharide-eenheden. Bijv. Zetmeel.

Primaire structuur

volgorde van aminozuren in een eiwit

Proteïne

ander woord voor eiwitten

Pyrodruivenzuur

is een organische verbinding met als brutoformule C3H4O3

Quartaire structuur

de specifieke manier waarop meerdere polypeptideketens met elkaar samen 1 eiwit vormen

Receptoreiwit

eiwit in celmembraan die reageert op stoffen zoals hormonen

Remstoffen

stoffen die de enzymactiviteit verlagen

Secundaire structuur

de lokale vouwing in driedimensionale structuurelementen, zoals de α-helix en de β-sheet. Deze structuurelementen worden vooral gestabiliseerd door middel van waterstofbruggen tussen de ruggengraat van de proteïne

Steroïdhormoon

vet dat een functie heeft als een hormoon

Stofwisseling

het totaal van alle chemische processen in de cellen van een organisme

Stroma

is in een plantaardige cel de dikke vloeistof die tussen de grana (stapels thylakoïdeschijven) zit in een chloroplast

Structuureiwit

eiwit dat functie vervult als bouwstof

Substraat

stof waarop een enzym inwerkt

Substraatspecifiek

in staat slechts één bepaald substraat om te zetten.

Tertiaire structuur

de vouwing van het eiwit als geheel. Stabilisatie treedt op door aantrekkingskrachten tussen verschillende delen van de eiwitketen, zoals hydrofobeinteracties, ion-interacties en disulfidebruggen

Thylakoïd

een thylakoïde is een aan het fosfolipidedimembraan gebonden compartiment in de chloroplasten

Triglyceride

organische stof waarvan elk molecuul ontstaat door het binden van een glycerolmolecuul en drie vetzuurmoleculen.

Verzadigd vetzuur

vetzuur zonder dubbele bindingen

Vet

organische stof waarvan elk molecuul ontstaat door het binden van een glycerolmolecuul en drie vetzuurmoleculen.

Voortgezette assimilatie

omzetting van producten van de koolstofassimilatie in andere organische stoffen

Zetmeel

polysacharide, ontstaan door aaneenkoppelen van glucose, is een reservestof voor energie.

Zuurgraad (pH)

maat voor concentratie opgeloste H+ ionen

Zwavelbrug

twee -SH uiteinden gaan een covalente binding met elkaar aan

A

α-helix

typische secundaire spiraalstructuur van een eiwit

Absorptie

is het fysisch verschijnsel dat de energie van een systeem, zoals geluidsgolven, deeltjes en elektromagnetische straling, door een ander systeem geheel of gedeeltelijk wordt opgenomen en omgezet in een andere energievorm

Acetylco-enzym A

actief azijnzuur, stof die een belangrijke rol speelt bij de omzetting van belangrijke bestanddelen van het voedsel. Beginstap van de citroenzuurcyclus

ADP

adenosinedifosfaat, een stof waarvan elk molecuul twee fosfaatgroepen bevat die gebonden zijn met een energierijke binding. Uit ADP ontstaat door toevoeging van anorganisch fosfaat en een bepaalde hoeveelheid energie ATP. Hydrolyse van ATP levert anorganisch fosfaat, ADP en een bepaalde hoeveelheid energie. ADP speelt een grote rol in stofwisselingsprocessen.

Aeroob

met behulp van zuurstof

Alcoholgisting

C6H12O6 (glucose) --> 2 C2H6O (ethanol) + 2 CO2 + energie. Deze reactie vindt plaats bij gistcellen en bij kiemende zaden. Bijv. gebruikt bij productie van brood, bier en wijn.

Aminozuur

organische stoffen met carboxyl- en aminogroepen. Ongeveer 20 aminozuren spelen een rol als grondstof voor de synthese (vorming) van eiwitten

Amyloplast

zetmeelkorrels

Amylose

zetmeel

Anaeroob

zonder behulp van zuurstof

Anorganische stof

stoffen die zowel in organismen voorkomen als in de levenloze natuur.

Apo-enzym

eiwitachtige deel van een enzym

Assimilatie

de opbouw van organische moleculen uit kleinere moleculen (van anorganische stoffen of andere organische stoffen)

ATP

adenosinetrifosfaat. Stof, waarvan elk molecuul drie fosfaatgroepen bevat die gebonden zijn door een energierijke binding. ATP ontstaat uit ADP door toevoeging van energie en anorganisch fosfaat. Het loskoppelen van de fosfaatgroep uit ATP levert vrije energie, die gebruikt wordt voor allerlei energieverbruikende processen in de cel.

ATP synthase

enzym verantwoordelijk voor de vorming van ATP

Autotroof

in staat tot vorming van een organische stof met energie, die niet afkomstig van de oxidatie van een organische stof maar afkomstig van de oxidatie van anorganische stoffen of het zonlicht

Basale stofwisseling

de stofwisseling van een organisme in rust

Beperkende factor

factor die de snelheid van een proces laag houdt

Biogenese

het ontstaan van leven uit niet-leven

Calvincyclus

deelproces van de fotosynthese waarbij koolstofdioxide wordt gereduceerd met behulp van waterstof, afkomstig van NADPH2 en ATP, met als resultaat glucose. Waterstof en ATP zijn tijdens de lichtreactie ontstaan

Carboxylgroep

COOH groep in een aminozuur

Cellulose

koolhydraat die hoofdbestandsdeel is van celwanden van planten

Chemische energie

energie opgeslagen in moleculen

Chemo-autotroof

in staat tot chemosynthese. Een organisme dat alleen koolstofdioxide nodig heeft als koolstofbron en zijn energie verkrijgt door oxidatie van anorganische stoffen is chemo-autotroof (uitsluitend een aantal bacteriesoorten).

Chemosynthese

koolstofassimilatie, waarbij de benodigde energie afkomstig is van de oxidatie van een anorganische stof

Chlorofyl

groene kleurstof (bladgroen) in een chloroplast

Chloroplast

bladgroenkorrels, hierin vindt fotosynthese plaats

Citroenzuurcyclus

Krebs-cyclus. Gedeelte van de aërobe dissimilatie, waarbij acetyl-coenzym-A wordt omgezet in koolstofdioxide en waterstof

Co-enzym

naam voor een cofactor wanneer dit een organische stof is

Cofactor

molecuul dat een enzym nodig heeft naast het substraat

Condensatie(reactie)

reactie waarbij een watermolecuul ontstaat

Dipeptide

twee aan elkaar gekoppelde aminozuren

Disacharide

een stof waarvan elk molecuul bestaat uit twee monosacharide-eenheden, ontstaan door condensatie van twee monosachariden.

Dissimilatie

de afbraak van organische moleculen tot kleinere moleculen, met als doel energie vrijmaken

Donkerreactie

deelproces van de fotosynthese waarbij koolstofdioxide wordt gereduceerd met behulp van waterstof en ATP. Waterstof en ATP zijn tijdens de lichtreactie ontstaan

Eiwit

proteïne of eiwit is een stof waarvan elk molecuul is opgebouwd uit veel aminozuur-eenheden

Elektron

een negatief geladen deeltje

Elektronentransportketen

een keten van elektronentransporterende co-enzymen, waarbij elektronen van een hoog energieniveau naar een laag energieniveau gaan, zodat er energie vrij komt. Proces vindt plaats in mitochondriën en chloroplasten.

Enzym

biokatalysator. Organische stof die stofwisselingsprocessen versnelt zonder zelf verbruikt te worden

Enzymactiviteit

snelheid van werking van een enzym: Hoeveelheid substraat die per tijdseenheid wordt omgezet of de hoeveelheid reactieproduct die per tijdseenheid ontstaat.

Enzym-substraatcomplex

complex dat ontstaat doordat het substraat op een speciale manier in het actieve centrum aan het enzym wordt gebonden.

Essentieel aminozuur

aminozuur dat lichaam niet zelf kan maken en dus uit het voedsel opgenomen moet worden

Ethanol

alcohol

FADH2

stof die drager is van elektronen

Fosfaat

anorganische stof met het element fosfor (P)

Fosfolipide

vetachtige stof die bestandsdeel van celmembraan is

Fosforylering

het koppelen van een fosfaatgroep aan een stof

Foto-autotroof

in staat tot fotosynthese, om daarbij uit anorganische stoffen organische stoffen te vormen

Fotosynthese

proces, waarbij water en koolstofdioxide met behulp van het zonlicht worden omgezet in zuurstof en glucose

Fotosysteem

bij de lichtreacties van fotosynthese zijn twee zogenaamde fotosystemen betrokken, fotosysteem I en II. Een fotosysteem is in staat om lichtenergie om te zetten in chemische bindingen. Een fotosysteem is een zogenaamd integraal eiwitcomplex. Dit betekent dat het uit een groot aantal eiwitten en andere moleculen bestaat die met elkaar samenwerken.

Gisting

anaërobe dissimilatie, proces waarbij waterstof (uit glucose) uiteindelijk wordt overgedragen aan een organische waterstofacceptor.

Glucose

belangrijk monosachararide met 6 C-atomen, wordt gevormd bij de fotosynthese en afgebroken bij de dissimilatie.

Glycogeen

polysacharide, opgebouwd uit glucose-eenheden. Glycogeen wordt als reservestof opgehoopt in bijvoorbeeld spier- en levercellen

Glycolyse

omzetting van glucose tot pyrodruivezuur. Dit proces speelt zich af in het cytoplasma.

Hemoglobine

eiwit in rode bloedcellen met als functie zuurstoftransport

Heterotroof

niet in staat tot koolstofassimilatie, dus niet in staat uit anorganische stoffen organische op te bouwen.

Homoitherm

dieren met een constante lichaamstemperatuur (warmbloedig)

Koolstofassimilatie

de vorming van glucose uit koolstofdioxide en water m.b.v. energie. (Bijv. Fotosynthese)

Krebscyclus

zie citroenzuurcyclus

Lichtreactie

deelproces van de fotosynthese waarbij lichtenergie wordt gebruikt voor de vorming van ATP en de binding van waterstof aan een co-enzym.

Lipide

ander woord voor vetten

Matrix

de vloeistof in een mitochondrium, die wordt omsloten door het binnenmembraan van het mitochondrium

Melkzuur

organische stof, die ontstaat bij de anaerobe dissimilatie van glucose in spieren en micro-organismen.

Melkzuurgisting

C6H12O6 (glucose) --> 2 C3H6O3 (melkzuur) + energie. Deze reactie vindt plaats door melkzuurbacterien en in spieren. Bijv. Gebruikt bij de productie van yoghurt en zuurkool.

Monosacharide

suikers met één ringstructuur in het molecuul, veelal met vijf of zes C-atomen, zoals glucose, fructose en ribose. Uit monosachariden worden di- en polysachariden opgebouwd.

NAD

nicotineamide Adenine Dinucleotide, een co-enzym van de dissimilatie dat gemakkelijke waterstof opneemt en afstaat.

NADPH

Nicotine Amide Dinucleotide Fosfaat, een co-enzym van de C-assimilatie, dat gemakkelijk waterstof opneemt of afgeeft

Nitraat

de anorganische stof NO3-

Nitraatbacterie

chemoautotroof organisme, dat nitrietionen tot nitraationen oxideert en daarbij energie vrijmaakt voor de C-assimilatie

Nitrietbacterie

chemoautotroof organisme, dat ammoniumionen tot nitrietionen oxideert en daarbij energie vrijmaakt voor de C-assimilatie.

Nitrificerende bacteriën

bacterie die de nitrificatie uitvoert, dus een nitriet- en nitraatbacterie

Nucleotide

bestanddeel van nucleïnezuren. Een nucleotidemolecuul bestaat uit een monosacharide, een organische base en een fosfaatgroep.

Onverzadigd vetzuur

vetzuur met een of meer dubbele bindingen

Optimumkromme

een kromme waarbij het verband tussen een factor en een activiteit is uitgezet, bijv. verband tussen temperatuur en enzymactiviteit: er is een beste temperatuur(optimum), waarbij de enzymactiviteit het hoogst is.

Organische stof

ingewikkeld molecuul afkomstig van organismen en bevat C-H verbindingen

Oxidatieve fosforylering

vorming van ATP uit ADP met behulp van energie verkregen uit een reeks van redoxreacties, waarbij waterstof uiteindelijk wordt overgedragen aan zuurstof. Hierbij worden waterstof(en elektronen) van NADH2 via een elektronentransportketen aan zuurstof overgedragen.

Peptidebinding

binding tussen de carboxylgroep van het ene aminozuur en de aminogroep van het andere aminozuur

Poikilotherm

koudbloedig

Polymerisatie

het vormen van ketens

Polypeptide

veel aminozuren aan elkaar gekoppeld

Polysacharide

verbindingen waarvan elk molecuul bestaat uit veel monosacharide-eenheden. Bijv. Zetmeel.

Primaire structuur

volgorde van aminozuren in een eiwit

Proteïne

ander woord voor eiwitten

Pyrodruivenzuur

is een organische verbinding met als brutoformule C3H4O3

Quartaire structuur

de specifieke manier waarop meerdere polypeptideketens met elkaar samen 1 eiwit vormen

Receptoreiwit

eiwit in celmembraan die reageert op stoffen zoals hormonen

Remstoffen

stoffen die de enzymactiviteit verlagen

Secundaire structuur

de lokale vouwing in driedimensionale structuurelementen, zoals de α-helix en de β-sheet. Deze structuurelementen worden vooral gestabiliseerd door middel van waterstofbruggen tussen de ruggengraat van de proteïne

Steroïdhormoon

vet dat een functie heeft als een hormoon

Stofwisseling

het totaal van alle chemische processen in de cellen van een organisme

Stroma

is in een plantaardige cel de dikke vloeistof die tussen de grana (stapels thylakoïdeschijven) zit in een chloroplast

Structuureiwit

eiwit dat functie vervult als bouwstof

Substraat

stof waarop een enzym inwerkt

Substraatspecifiek

in staat slechts één bepaald substraat om te zetten.

Tertiaire structuur

de vouwing van het eiwit als geheel. Stabilisatie treedt op door aantrekkingskrachten tussen verschillende delen van de eiwitketen, zoals hydrofobeinteracties, ion-interacties en disulfidebruggen

Thylakoïd

een thylakoïde is een aan het fosfolipidedimembraan gebonden compartiment in de chloroplasten

Triglyceride

organische stof waarvan elk molecuul ontstaat door het binden van een glycerolmolecuul en drie vetzuurmoleculen.

Verzadigd vetzuur

vetzuur zonder dubbele bindingen

Vet

organische stof waarvan elk molecuul ontstaat door het binden van een glycerolmolecuul en drie vetzuurmoleculen.

Voortgezette assimilatie

omzetting van producten van de koolstofassimilatie in andere organische stoffen

Zetmeel

polysacharide, ontstaan door aaneenkoppelen van glucose, is een reservestof voor energie.

Zuurgraad (pH)

maat voor concentratie opgeloste H+ ionen

Zwavelbrug

twee -SH uiteinden gaan een covalente binding met elkaar aan