Studied by 19 peoplehet geld
l’argent/ les sous
het kleingeld/ de munstukken
la monnaie/ les pièces de monnaie
cash
le liquide/ les espèces/ le cash
cash betalen
payer en espèces/ cash
geld op zak hebben
avoir de l’argent sur moi
blut zijn/ geen geld hebben
ne pas avoir un rond
de uitgaven/ verkwistend zijn
les dépenses/ être dépensier
geld uitgeven
dépenser de l’argent
de bank
la banque
de bankkaart/ de kredietkaart
la carte bancaire/ la carte de crédit
de Visa-kaart
la carte bleue
de bankrekening
la compte en banque
de zichtrekening
le compte à vue/ courant
de spaarrekening
le compte/ le livret d’épargne
de gemeenschappelijke rekening
le compte commun
de interestvoet/ het percentage
le taux d’intérêt/ le pourcentage
de bankzaken
les affaires bancaires
geld afhalen (bij de bank)
retirer de l’argent (à la banque)
geld afhalen
effectuer/ faire un retrait
geld storten op zijn rekening
déposer de l’argent sur son compte
geld op zijn rekening zetten
alimenter son compte
betalingen uitvoeren (online)
effectuer des paiements (en ligne)
de contactloze betaling
le paiement sans contact
een overschrijving uitvoeren
effectuer un virement
inkomsten hebben
avoir des revenus
een salaris krijgen
recevoir un salaire
geld (uit)lenen bij de bank
emprunter de l’argent
een lening krijgen bij de bank
obtenir un prêt auprès de la banque
Geld lenen (= geven)
prêter de l'argent
de bank leent geld
la banque prête de l'argent
een lening aangaan
prendre un crédit
schulden maken
s’endetter
een schuld
une dette
terugbetalen
rembourser
de terugbetaling
le remboursement
zij (zak)geld beheren
gérer son argent /argent de poche
zijn uitgaven niet uit het oog verliezen
garder un oeil sur ses dépenses
sparen
épargner/ économiser
besparen
faire des économies
geld opzij zetten
mettre de l’argent de côté
spaarzaam zijn
être économe
verkwistend zijn
être dépensier
gierig zijn
être avare
vrijgevig zijn
être généreux
zijn geld / budget beheren
gérer son argent / son budget
het beheer
la gestion
het wanbeheer
la mauvaise gestion
moeite hebben om de eindjes aan elkaar te knopen
avoir du mal à joindre les deux bouts
de rendabele en veilige beleggingen
les placements rentables et sécurisés
investeringsproducten
les produits d’investissement
investeren
investir
een investeringsplan
un plan d’investissement
zijn geld doen opbrengen
faire fructifier son argent
de belastingen
les impôts
het BTW-tarief
le taux de TVA (la taxe sur la valeur ajoutée)
de fiscus
le fisc /l’administration fiscale
de inkomensbelasting
les impôts sur le revenu
het belastingtarief
le taux d’imposition
de belastingontduiking
la fraude fiscale
een fiscale contrôle - fiscale controles
un contrôle fiscal - des contrôles fiscaux
het bedrijf
l’entreprise
een beursgenoteerd bedrijf
une société cotée en bourse
winst boeken
réaliser des bénéfices
een meerwaarde genereren
réaliser une plus-value
verlies lijden
enregistrer des pertes
de markt schommelt
le marché fluctue
de marktschommelingen
les fluctuations du marché
een project financieren via kapitaal
financer un projet par des capitaux
de financiering van een project
le financement d’un projet
geld investeren
investir de l’argent
geld in een bedrijf investeren / steken
injecter de l’argent dans une entreprise
de kapitaalverhoging
la recapitalisation
de productiviteit
la productivité
het rendement
le rendement
het concurrentievermogen van de bedrijven
la compétitivité des entreprises
de productie is in volle groei
la production est en plein essor
de productie gaat achteruit /is in vrije val
la production est en déclin /en chute libre
de economie
l’économe
de economische conjunctuur is gunstig /ongunstig
la conjoncture économique est bonne /mauvaise
de financiële crisis
la crise financière
de speculanten
les spéculateurs
op de beurs spelen
spéculer en bourse
de (staats)kas vullen
renflouer les caisses (de l’Etat)
de financiële middelen
les ressources financières /les moyens financiers
het bezuinigingsbeleid
la politique d’austérité
het economisch herstel
la relance économique
de koopkracht van de gezinnen
le pouvoir d’achat des ménages
de vermindering van de koopkracht
la baisse du pouvoir d’achat
de stijging van de koopkracht
la hausse du pouvoir d'achat
het kwijtschelden van de buitenlandse schuld
la liquidation /annulation de la dette extérieure
gokken op een groei van 2 percent
parier sur une croissance de 2 pour cent
de groeivoorspellingen zijn optimistisch
les prévisions de croissance sont optimistes
een vrijhandelsverdrag
un accord de libre-échange
de begroting afsluiten
boucler le budget
een budgettair evenwicht bereiken
atteindre un équilibre budgétaire
de uitgaven en de inkomsten in evenwicht brengen
équilibrer les dépenses et les recettes
het budget verkleint
le budget rétrécit
de bezuinigingen
les coupes budgétaires
draconische (zware) maatregelen
les mesures draconiennes (très dures)
de welvaart
la prospérité
Note
Flashcard