Studied by 23 peoplela tête
het hoofd
l'oreille
het oor
la gorge
de keel
le poumon
de long
le cœur
het hart
l'estomach
de maag
le poignet
de pols
la main
de hand
le doigt
de vinger
le muscle
de spier
le pied
de voet
les yeuxd
de ogen
le nez
de neus
la bouche
de mond
la dent
de tand
le menton
de kin
les cheveux
het haar
le visage
het gezicht
la poitrine
de borst(kas)
le rein
de nier
l'orteil
de teen
la cheville
de enkel
le talon
de hiel
le genou
de knie
la jambe
het been
la cuisse
de dij
la fesse
de bil
le coude
de elleboog
le sein
de borst
le bras
de arm
le dos
de rug
la nuque
de nek
le cerveau
de hersenen
le ventre
de buik
l'accident
het ongeval
l'asthme
het astma
le bleu
de blauwe plek
le bouton
het puistje
la diarrhée
de diarree
la douleur
de pijn
l'entorse
de verstuiking, de verzwikking
la fièvre
de koorts
la grippe
de griep
la maladie
de ziekte
le patient
de patiënt
la patiente
de patiënte
la piqûre (de mous-tique)
de (muggen)beet, de inspuiting
la rhume
de verkoudheid
la santé
de gezondheid
la toux
de hoest
bouché(e)
de hoest
deprimé(e)
depressief, neerslachtig
fabile
zwak
fatigué(e)
moe
foulé(e)
verstuikt, verzwikt
gonflé(e)
gezwollen
grave
ernstig, erg
pâle
bleek
urgent(e)
dringend
l’antidouleur
de pijnstiller
l’appareil dentaire
de (tand)beugel
le bandage
het verband
la béquille
de kruk
le comprimé
de tablet
le désinfectant
het ontsmettings- middel
le glaçon
het ijsblokje
les gouttes pour le nez
de neusdruppels
le médicament
het medicijn
la ouate
de watten
la pastille
het tabletje
la pilule
het pilletje, de pil
le plâtre
het gips
la pommade
de zalf
le remède
de remedie
le repos
de rust
le sirop
de siroop
le sparadrap
de pleister
le témperature
de temperatuur
le thermomètre
de thermometer
Au secours!
Help!
Bon rétablissement!
Veel beterschap!
attraper un rhume
een verkoudheid oplopen
avoir chaud
het warm hebben
avoir froid
het koud hebben
avoir de la fièvre
koorts hebben
zich misselijk voelen
avoir des nausées
avoir des vertiges
duizelig zijn
avoir la grippe
griep hebben
avoir la tête qui tourne
zich draaierig voelen
avoir le bras cassé
een gebroken arm hebben
avoir le nez bouché
een verstopte neus hebben
avoir le nez qui coule
een loopneus hebben
avoir mauvaise mine
er slecht uitzien
(se) blesser
(zich) verwonden
faire mal
pijn doen
(se) gratter
(zich) krabben
prescrire
voorschrijven
saigner
bloeden
se brûler
zich verbranden
se casser (le bras)
(zijn arm) breken
